Lopen

Ik heb een aantal maanden in een rolstoel gezeten. Er was niets mis met mijn benen, maar ik was nog heel erg in de war dus het was niet veilig om te lopen. Langzaam zette ik na een maand weer wat stapjes en ging het lopen steeds beter. 

Een beetje duivels was ik ook wel. Er zat een blad vast aan mijn rolstoel, die je ook voor me kon schuiven. Soms was ik er echter klaar mee (dit kan ik me niet herinneren maar is wel hilarisch) en schoof ik zo onder het blad. Omdat ik niet kon lopen en dit nogal gevaarlijk was, kreeg ik een band om. De band zat om mijn middel en was vastgemaakt aan mijn stoel. Zo kon ik niet ineens onderuit zakken. Ook in mijn bed was ik onrustig, dus legden ze me opnieuw vast. Mijn ouders waren het hier niet mee eens, dus ik hoefde geen band om wanneer zij erbij waren. ’S Nachts werd ik wel vastgelegd en in mijn rolstoel heb ik ook voor een lange tijd nog een band gehad.

 

Maar langzaam ging ik weer lopen. Eerst kleine stapjes waarbij ik me aan iets of iemand vasthield om niet om te vallen. Ik heb ook heel kort in een loopgroep gezeten bij mijn revalidatiecentrum maar daar ben ik na twee keer uitgehaald omdat ik eigenlijk prima liep. Omdat ik zo goed heb kunnen zien en meemaken dat kunnen lopen niet vanzelfsprekend is, ben ik het veel meer gaan waarderen.

 

Ik kon ook niet meteen alles, ik schuifelde eerst door de gangen heen en moest me standaard ergens aan vasthouden omdat ik anders omviel. Toen ik wat stabieler werd, ben ik begonnen met traplopen. Want dat was ook een ding. Ik moest op en neer een trap op zonder handen, zodat het werd vrijgegeven (bepaalde zaken moesten worden vrijgegeven voor je eigen veiligheid). Ik weet nog dat ik dat best wel spannend vond. De trap op was niet zo’n probleem, maar naar beneden… dat was nog wel een dingetje. Gelukkig ging alles goed.

 

Toen ik een paar maanden later weer in Amsterdam woonde, moest ik een trap op om bij de metro te komen (nog steeds trouwens). In het begin ging elke keer als ik die trap opliep de gedachte ‘ik kan dit gewoon’ door mijn hoofd. Dat is heel fijn om te weten en te merken, omdat dat dus lang niet voor iedereen vanzelfsprekend is. 

 

Maar toen ik nog intern revalideerde, liep ik iedere ochtend van het ziekenhuis, waar ik verbleef, naar het revalidatiecentrum, wat daar tegenover was. In het begin liep ik onder begeleiding in een groepje samen met andere revalidanten. Ik had nog helemaal niks door dus het was ook veel te gevaarlijk voor mij om alleen over te steken. Op een gegeven moment ben ik gaan oefenen met veilig in het verkeer lopen. Om te laten zien dat ik dit kon, heb ik vaak een rondje over een rotonde gelopen. Er stond altijd iemand in de buurt die kon ingrijpen als het mis ging. Dit was op een gegeven moment ook veilig en werd vrijgegeven.

 

Mijn fysiotherapeute kreeg te horen dat ik jaren heb gedanst. Een week later was er een dansles georganiseerd die door een andere therapeute werd gegeven. Zij danste ook en kon lesgeven. Superleuk zou je denken. Maar ik beweeg nu heel anders. Ik kan niet meer dansen en het frustreert me enorm om te merken hoe mijn lichaam nu beweegt. Af en toe denk ik dat het wel meevalt totdat ik voor de spiegel ga staan. Het ziet er echt niet uit en zolang ik daar zelf niet oké mee ben, hoeft niemand het te zien. Dus na een paar weken ben ik gestopt met dansles. Ik frustreerde mezelf te erg aan mijn eigen bewegingen en hoewel de mensen om mij heen wel een duidelijke vooruitgang zagen, zag ik dat zelf niet.

 

Maar dan heb ik het nog niet overal over gehad, want naast lopen en dansen, heb je ook rennen. Nou ik kon in het begin geeneens lopen, laat staan rennen. Mijn fysiotherapeute wilde dit wel met me oefenen, maar zelf vond ik dit niet nodig. Het feit dat ik kon lopen vond ik voldoende, ik hoefde niet per sé te kunnen rennen.

 

Een paar maanden later ben ik aan het einde van mijn revalidatietraject toch gaan rennen. Het was inderdaad niet belangrijk om dit te kunnen toen ik nog dagelijks revalideerde en in een ziekenhuis sliep wat om de hoek lag. Totdat ik verhuisde naar Amsterdam en een paar keer nét de trein/metro had gemist omdat ik niet ff een sprintje kon trekken.

 

Dus toen ben ik het rennen weer gaan opbouwen, hoewel ik denk dat ik nooit meer op mijn oude niveau kom. Voor mijn ongeluk was ik ongelooflijk fit en bestond mijn warming-up uit tien minuten rennen op de loopband. Ik snap nog steeds niet hoe ik dat deed, want ik oefen nu één keer per week met rennen op de loopband, maar dat ik dat als warming-up deed… het is nu mijn hele work-out.

 

Langzaam wordt het beter en mijn conditie wordt ook steeds beter. Waar ik eerst maar één minuut kon rennen en dan één minuut pauze had, met een herhaling van vijf keer op z’n meest, kan ik nu tien minuten achter elkaar rennen. Nog steeds niet supersnel maar ik weet ook niet of ik qua snelheid nog veel vooruit zal gaan. Ik heb een spitsvoet gehad aan mijn rechtervoet en botoxprikken in mijn rechterkuit, om mijn voet te laten ontspannen. Toen ik begon met rennen voelde ik heel goed dat mijn rechtervoet soms raar deed en hield ik de loopband vast voor meer zekerheid en stevigheid. 

 

Dat heb ik een paar maanden gedaan en pas toen ik zelfstandig aan het oefenen was met rennen op een loopband bij de Basic-Fit, durfde ik zonder iets vast te houden te rennen. Ik was megatrots op mezelf en belde na m’n work-out mijn ouders op. “Ik heb gerend op de loopband zonder deze vast te houden,” en, niet onbelangrijk “en niet gevallen!” Daar ben ik nog steeds trots op.

 

En nu ben ik nog steeds wekelijks op de loopband te vinden. Ik ren tien minuten achter elkaar en ben nu eerst aan het proberen om sneller te gaan en daarna wil ik langer kunnen rennen. Maar alles op z’n tijd, ik heb geen haast. Zolang ik nu ff een sprintje kan trekken voor de trein is het prima.

Reacties

Een reactie posten